Gedragscode

Gedragscode Noloc


1. Uitgangspunten

1.1 Deze gedragscode is van toepassing op de werkzaamheden die vallen binnen het beroepsgebied van de Register Loopbaanprofessional, de

      Register Jobcoach en het aspirant-lid van Noloc. Deze beroepsgebieden omvatten het geven van voorlichting, advisering, coaching, training,

      begeleiding en ondersteuning, zowel individueel als in groepsverband, aan mensen van elke leeftijd en in elke levensfase en/of ten behoeve

      van organisaties, bij vragen

      - inzake loopbaan, inzetbaarheid en arbeidsparticipatie in brede zin.

      - over professionele en persoonlijke ontwikkeling gerelateerd aan loopbaan, werk en leren.

      - over de duurzame inzetbaarheid van mensen.

1.2 Bij de beroepsuitoefening hoort de beroepsbeoefenaar zich te houden aan de beschreven gedragsregels. Afwijken van deze gedragsregels is

      een kwestie van hoge uitzondering, die de beroepsbeoefenaar moet kunnen verantwoorden en bij voorkeur eerst intercollegiaal laat toetsen.

      De beroepsbeoefenaar bespreekt de overwegingen met alle betrokken partijen, streeft naar een oplossing die zo goed mogelijk recht doet aan

      de betrokken belangen en vraagt alle partijen om schriftelijke instemming met de afwijking.

1.3 De veelgebruikte begrippen in deze gedragscode hebben de volgende invulling.

      Beroepsbeoefenaar: Natuurlijke persoon die geregistreerd staat in het Beroepsregister voor de Loopbaanprofessional en/of de Jobcoach of

                                    aspirant-lid is van Noloc.

      Client:                     Natuurlijke persoon voor wie de beroepsbeoefenaar individueel of in een groep begeleiding verzorgt.

      Opdrachtgever:        Natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht geeft voor een begeleidingstraject (individueel of groepsgewijs). Dit kan

                                     client zelf zijn, een werkgever, een overheidsinstantie of een bureau dat namens een werkgever of instantie de

                                     opdracht geeft.

      Derden:                   Anderen die, direct of indirect, een belang of rol hebben bij de begeleiding. Denk daarbij aan andere partijen rondom

                                     de opdrachtgever en aan het professionele en persoonlijke netwerk van client.

      Begeleidingsopdracht: De opdracht die is verstrekt aan de beroepsbeoefenaar en waarin de wederzijdse voorwaarden, rechten en plichten

                                      met betrekking tot de begeleiding staan beschreven

      Begeleidingstraject:    De daadwerkelijke uitvoering van de begeleidingsopdracht.

      Begeleidingsrelatie:    De werkrelatie tussen beroepsbeoefenaar en client.


2. Begeleidingsrelatie

2.1 Vertrouwelijkheid

2.1.1 De beroepsbeoefenaar heeft de plicht om alle inhoudelijke en persoonlijke informatie over en van client, opdrachtgever en derden als

         vertrouwelijk te behandelen. Tenzij client schriftelijk toestemming heeft gegeven, wordt inhoudelijke en persoonlijke informatie niet gedeeld

         (mondeling, schriftelijk of online) met anderen.

2.1.2 Als, in het belang van het begeleidingstrajct, het nodig is om informatie te delen met derden, dan vraagt de beroepsbeoefenaar hiervoor

         toestemming aan client. Schriftelijk wordt vastgelegd welke informatie met wie wordt gedeeld en welk doel het dient.

2.1.3 De beroepsbeoefenaar houdt een dossier bij (papier en/of online) over de voortgang van het begeleidingstraject en zorgt daarbij dat

         privacy en vertrouwelijkheid zijn gewaarborgd.

2.1.4 Indien de beroepsbeoefenaar, in het kader van de eigen professionele ontwikkeling of de voortgang, het begeleidingstraject of onderdelen

         daarvan wil bespreken tijdens supervisie, intervisie of intercollegiaal overleg, dan gebeurt dit altijd anoniem. De informatie is niet herleid-

         baar tot de betreffende client.

2.1.5 De beroepsbeoefenaar mag de plicht tot geheimhouding alleen doorbreken als dat bij serieuze vrees voor schade of gevaar (voor client of

        anderen) het uiterste redmiddel is, of als een wettelijke bepaling verplicht tot meedelen.

2.1.6 Indien er sprake is van een groepsbegeleiding benadrukt de beroepsbeoefenaar bij de deelnemers dat persoonlijke informatie over mede-

         deelnemers als strikt vertrouwelijk behandeld moet worden.


2.2 Begeleidingsopdracht

2.2.1 Bij aanvang van de begeleidingsrelatie stemt de beroepsbeoefenaar de verwachtingen over en weer af. Wat mag client en/of opdracht-

         gever van beroepsbeoefenaar verwachten en wat verwacht beroepsbeoefenaar van client en/of opdrachtgever.

2.2.2 De beroepsbeoefenaar maakt vooraf duidelijk wat de aard en voorwaarden van begeleiding zijn en legt deze schriftelijk vast. In elk geval

         betreft dit de afspraken over het doel, de duur en frequentie van de begeleiding, de invulling van de contactmomenten, plaats van

         samenkomst, de eventuele begeleiding binnen de organisatie en op de werkvloer, de financiele aspecten en de toepasselijkheid van deze

         gedragscode.

2.2.3 Is client niet zelf de opdrachtgever, dan bespreekt beroepsbeoefenaar expliciet de rol van opdrachtgever en eventuele derden en zorgt

         ervoor dat de aard en het doel van de opdracht transparant is voor alle partijen.

2.2.4 De beroepsbeoefenaar evalueert regelmatif het begeleidingstraject conform de afspraken in de begeleidingsopdracht en is alert op onvoor-

         ziene wijzigingen in de omstandigheden rond de client en/of veranderingen in de begeleidingsrelatie of de begeleidingsopdracht. De

         beroepsbeoefenaar bespreekt de bevindingen metclient en zo nodig met derden.


2.3 Belangentegenstelling

2.3.1 Zijn er meerdere partijen betrokken bij een begeleidingsopdracht en/of begeleidingstraject, dan heeft de beroepsbeoefenaar oog voor

         eventuele belangentegenstellingen van zakelijke of persoonlijke aard. De beroepsbeoefenaar maakt deze dan bespreekbaar met alle

         betrokken partijen.

2.3.2 De beroepsbeoefenaar vermijdt conflicterende rollen en neemt een opdracht enkel aan als de noodzakelijke onafhankelijkheid en

         geheimhouding is gewaarborgd.

2.3.3 De beroepsbeoefenaar die in loondienst is bij een werkgever die tevvens opdrachtgever is of als de opdracht is verkregen door tussenkomst

         van een bureau, gaat na of het beleid van de organisatie dan wel het bureau ten aanzien van begeleiding aansluit bij wat in deze

         gedragscode is bepaald. Zo niet, dan maakt beroepsbeoefenaar dit bespreekbaar en zet zich in om bij de begeleiding zoveel als mogelijk

         te handelen naar de geest van deze gedragscode. Eventuele afwijking van deze gedragscode wordt besproken met client, schriftelijk

         vastgelegd en door alle partijen explicitet geaccordeerd. In deze afspraken dienen in ieder geval waarborgen over de vertrouwelijkheid

         in de relatie en de onafhankelijkheid van de beroepsbeoefenaar te zijn opgenomen.

2.3.4 In de situatie waar dubbelrollen onvermijdelijk zijn, is beroepsbeoefenaar transparant over deze rollen en mogelijke dilemma's.

2.3.5 Als blijkt dat belangen overenigbaar zijn of rollen elkaar conflicteren neemt de beroepsbeoefenaar de begeleidingsopdracht niet aan of

         beeindigt de begeleidingsopdracht.


2.4 Rapportage

2.4.1 Indien afgesproken wordt dat de beroepsbeoefenaar over de voortgang van de begeleiding rapporteert aan iemand anders dan de client zelf,             wordt in de begeleidingsopdracht vastgelegd waaruit de rapportage bestaat en onder werlke voorwaarde de rapportage wordt gedeeld.

         Daarbij is het gestelde onder 2.1.1 en 2.1.2 van toepassing.

2.4.2 De beroepsbeoefenaar betrekt de client te allen tijde bij de inhoud van de rapportage. Pas nadat client akkoord is met de rapportage en

        schriftelijk toestemming geeft om de rapportage aan opdrachtgever beschikbaar te stellen, mag de beroepsbeoefenaar de rapportage delen.


3. Professioneel handelen

3.1 Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid

3.1.1 De beroepsbeoefenaar gaat uit van gelijkwaardigheid in de begeleidingsrelatie, respecteert en (h)erkent het unieke in de mens en

         stimuleert het zelfsturend vermogen van client.

3.1.2 De beroepsbeoefenaar maakt geen onderscheid op basis van persoonlijke kenmerken, identiteit, levensovertuiging, relationele orientatie,

         maatschappelijke achtergrond of andere persoonlijke kenmerken waarop mensen ongeoorloofde ongelijke behandeling kunnen ondervinden.

3.1.3 De beroepsbeoefenaar realiseert zich dat er onbewust vooroordelen en onvoldoende oog voor diversiteit kan bestaan, streeft naar een

         respectvolle en inclusieve benadering en scherpt het gevoel voor mogelijke vooroordelen aan.

3.1.4 De beroepsbeoefenaar is zich bewust van ongelijke kansen op de arbeidsmarkt en zal naar vermogen een proactieve rol vervullen om bij te

         dragen aan diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid.


3.2 Professionaliteit

3.2.1 De beroepsbeoefenaar onderhoudt de vakbekwaamheid door onder meer actief te reflecteren op het handelen, het volgen van trainingen

         en het volgen van de ontwikkelingen binnen het beroepsgebied.

3.2.2 De beroepsbeoefenaar werkt methodisch bij de uitvoering van de begeleidingsopdracht, heeft aandacht voor het proces van de client en kan

         verantwoording afleggen over het eigen gedrag en keuzes.

3.2.3 Beroepsbeoefenaren streven onderling naar een verhouding die berust op vertrouwen en respect voor ieders expertise en staan open om met

         en van elkaar te leren en ontwikkelen.

3.2.4 Beroepsbeoefenaren spreken elkaar aan op onethisch gedrag. Indien dit niet tot een goede oplossing leidt heeft beroepsbeoefenaar de

         mogelijkheid een klacht in te dienen bij de Raad voor Klachtenbehandeling.


3.3 Opdrachtrelatie en integriteit

3.3.1 De beroepsbeoefenaar stelt en bewaakt duidelijke en passende grenzen in de omgang met clienten, opdrachtgevers en derden en handhaaft

         een zuiver professionele werkrelatie met hen.

3.3.2 De beroepsbeoefenaar geeft eerlijke informatie over de eigen professionele kwalificaties, vaardigheden en ervaringen en kent de grenzen

         van de eigen competenties.

3.3.3 De beroepsbeoefenaar respecteert het recht van client om de begeleidingsrelatie op ieder moment te beeindigen, met inachtneming van de

         hierover gemaakt afspraken in de begeleidingsopdracht dan wel de algemene voorwaarden van een zelfstandig beroepsbeoefenaar.

3.3.4 De beroepsbeoefenaar heeft het recht om de begeleidingsopdracht tussentijds te beeindigen als het bereiken van het doel van de begeleiding

         redelijkerwijs niet meer te verwachten is of als client de begeleidingsrelatie belemmert. De beroepsbeoefenaar deelt het besluit schrijftelijk

         en beargumenteerd aan client en opdrachtgever mee.

3.3.5 De beroepsbeoefenaar behandelt een klacht van een client of opdrachtgever zorgvuldig. De ontvangst van de klacht wordt binnen 1 week

         schriftelijk bevestigd. Uiterlijk drie weken daarna geeft de beroepsbeoefenaar een onderbouwde schriftelijke reactie.


4. Tuchtrecht

4.1.1 De beroepsbeoefenaar heeft zich onderworpen aan het tuchtrecht van de vereniging Noloc. Een client, opdrachtgever of derde die meent dat

         de beroepsbeoefenaar in strijd met deze gedragscode heeft gehandeld, kan een klacht indienen bij de Raad voor Klachtenbehandeling van

          Noloc conform de aanwijzingen in het Reglement voor Klachtenbehandeling.

4.1.2 De beroepsbeoefenaar is verplicht om bij een klacht medewerking te verlenen aan onderzoek, informatie te verschaffen en te verschijnen op

         een hoorzitting van de Raad voor Klachtenbehandeling.

ortgang van de begeleiding vormt hierop een uitzondering.


5. Evaluatie

5.1 Noloc evalueert de inhoud en werking van deze gedragscode elke drie jaar.


     

Deze gedragscode is op 08-12-2021 vastgesteld door de Ledenraad van Noloc, vervangt de versie van 14-12-2016 en geldt vanaf 01-02-2022.